
10 x 10: met welk vraagstuk ga jij aan de slag?
Het is 2075. Er is veel veranderd. Ten goede. Maar wat is er dan gebeurd, de komende 50 jaar? Hoe hebben we het dreigende watertekort opgelost? Hoe hebben we de ruimte gevonden om al het water vast te houden in plaats van af te voeren naar zee? Waarom was onze energiebehoefte de belangrijkste reden om ons leven meer af te stemmen op het ritme van de natuur? Hoe is het mogelijk dat het landschap in ons kleine landje nog steeds op een aangename wijze beleefd kan worden? Hoe hebben we steden gemaakt waar mensen zich weer thuisvoelen? Wat heeft vijftig jaar feministisch leiderschap bijgedragen aan onze steden waar zorg en wederkerigheid veel meer centraal staan? Hoe ziet de immer groeiende stad als emancipatiemachine voor bestaande en nieuwe Nederlanders er eigenlijk uit? Hoe draagt de vormgeving van het publieke domein bij aan een nieuwe stedelijke solidariteit? Of meer concreet: hoe is het ons gelukt om van Enschede Zuid een vitaal stadsdeel te maken waar wonen, leren en maken volledig zijn geïntegreerd? En hoe hebben we de internationale HSL-trein naar Duitsland kunnen benutten om van Almere een volwaardige stad te maken, voortbouwend op de eerste schetsen van Van Eesteren?
Je bent van harte uitgenodigd om op 27 november samen met 99 andere mensen antwoorden te formuleren op deze vragen. De EFL Stichting bestaat namelijk 50 jaar en wij vieren dit met een Toekomstdag. Een mooie gelegenheid om gezamenlijk na te denken over de lange termijn opgaven waar wij de komende jaren voor staan. Een dag om je eigen denken aan te scherpen, nieuwe mensen te ontmoeten en misschien ook wel bij te dragen aan de agenda van de EFL Stichting voor de komende jaren.
De uitdagers

Hilde Blank - BVR Adviseurs Ruimtelijke Ontwikkeling
Hoe kunnen steden en regio’s in 2075 weerbaar zijn tegen onverwachte crisissen of dreigende oorlogssituaties? Of tegen toenemende ongelijkheid en maatschappelijke onrust? Hoe kun je op een positieve manier omgaan met een crisis en het zien als een kans voor vernieuwing en verandering? Vaak is een ramp nodig om structureel andere keuzes te maken en een trendbreuk te forceren. Wat kan ontwerpend onderzoek en ruimtelijk ontwerp daarin betekenen?
Om het vraagstuk behapbaar te maken staat een fictieve crises centraal, namelijk het tekort aan zoet water. Wereldwijd en in Nederland groeit de waterschaarste door klimaatverandering, bevolkingsgroei en toenemende vraag uit landbouw en industrie, wat al in 2030 tot structurele tekorten kan leiden.
Wat moet er gebeuren om deze crises te voorkomen of op te lossen? Gevraagd wordt om met oplossingen en oplossingsrichtingen te komen waardoor mensen op veerkrachtige wijze met het watertekort om kunnen gaan. Dit kan zich op verschillende schaalniveaus afspelen: van woning, straat, wijk, stad, regio, land, internationaal én vanuit verschillende actoren: individu, collectief, bedrijfsleven, overheid, politiek. Wat kun je zelf doen en wat heb je nodig van anderen. Wat moeten we in de ruimtelijke inrichting doen om de crisis af te wenden? En wat zit in de weg om tot oplossingen te komen?

Maarten Hajer – Professor Urban Futures & Futuring, Universiteit Utrecht
Hoe kan ruimtelijk ontwerp bijdragen aan een samenleving waar mensen zich thuisvoelen?
De moderne beweging heeft generaties van ontwerpers gevormd. Sterker nog, het heeft onze leefomgeving in de 20ste eeuw vergaand bepaald. Maar het moderne project, met z’n nadruk op geometrie, uniformiteit, licht, lucht en ruimte, was notoir zwak op het thema thuis voelen.
Nu worden de iconen van de moderne architectuur aangevallen door reactionaire krachten. Het anti-Bauhaus van rechts is een voorbeeld.
Maar hoe willen wij ons tot heden, verleden en toekomst verhouden? Stelling is: ontwerpers moeten niet zozeer de moderne principes verdedigen maar vooral zorgen dat mensen zich in 2075 weer thuis kunnen voelen en wel in een land met blijvende diversiteit.

Maurits de Hoog - Stedenbouwkundige
Als een soort accolade om zijn carrière maakte Van Eesteren eind jaren ‘60 een tekening van de regio Amsterdam met als titel ‘Uitstraling Randstad richting Lelystad’, met grootschalige woningbouw in de Amsterdamse stadsuitbreidingen, in Zaanstad en Purmerend, maar vooral ook in de Flevopolders. Geheel in lijn met deze visie ontwierpen zijn leerlingen Dirk Frieling en Teun Koolhaas het nieuwe Almere als een samengestelde, suburbane stad in het groen, met de centrale kern verbonden door snelwegen, spoor- en metrolijnen.
Het is inmiddels de zesde stad van Nederland, maar de werkgelegenheid blijft achter. De meeste Almeerders reizen dagelijks voor hun werk op en neer naar Amsterdam
en Schiphol, in overvolle treinen en in lange optochten over A6, A1 en A9. Kan dat beter?
Stel dat de volgende kabinetten, met oog op 2075, inzetten op uitbreiding van het HSL-net naar Duitsland, via een tracé door de Flevopolders, Zwolle en Twente richting Hannover, Berlijn en Warschau (en Kyiv). De beste plek voor een station Almere is de locatie langs de A6 bij het Weerwater. Zo ontstaat een uiterst goed verbonden gebied dat benut kan worden voor stedelijke functies van regionaal en nationaal belang. Een nieuwe universiteit bijvoorbeeld, in combinatie met onderzoeksinstellingen, laboratoria en tech-bedrijven. Of nieuwbouw van het AMC? Wat zijn de kansen voor de omgeving van een nieuw internationaal station AlmereWeerwater? Welke werkgelegenheid uit Amsterdam zou hierheen verplaatst kunnenworden? En hoe zouden de ‘vrijgespeelde locaties’ in Amsterdam benut kunnen worden?

Catja Edens – Architectuurhistoricus
Het is 2075. Migratiegolven hebben de wereld hertekend, en Nederland is meer dan ooit een kruispunt van mensen, talen, religies en culturen geworden. De steden bruisen van verscheidenheid en bevinden zich in een staat van continue demografische transformatie. In deze hyperdiversiteit zijn ook de inkomensverschillen sterk toegenomen. Toch kenmerken de stedelijke samenlevingen zich in 2075 door een opvallende saamhorigheid, verbondenheid en verdraagzaamheid. Vormgeving en esthetiek van de gedeelde ruimte zijn de sleutel gebleken voor het creëren van een samenleving waarin iedereen zich volwaardige deelnemer voelt. Hoe draagt de vormgeving van het publieke domein bij aan deze stedelijke solidariteit? En vooral: welke rol speelt daarbij de esthetiek – met aspecten als schaal, materialiteit, situering, ecologie en monumentaliteit?

Samira Ibrahim - Platform Energiebewustzijn
Over 50 jaar leven wij in Nederland met het ritme van de natuur. Dat betekent dat we onze energie gebruiken op de momenten dat de zon schijnt en de wind waait. We noemen dit "rond de klok groen" of "24/7 carbon-free". Dit houdt in dat onze stroom elk uur van de dag écht CO₂-vrij is. Het gaat dus niet om een gemiddelde, maar om een directe match tussen wat we verbruiken en wat er aan groene energie beschikbaar is.
De vraag die nu voorligt aan jullie, ontwerpers van de toekomst: welke stappen zetten we nú om “rond de klok groen” samen mogelijk te maken? Hoe bouwen we breed maatschappelijk draagvlak, gebaseerd op waarden als rechtvaardigheid, democratie, transparantie en verantwoordelijkheid voor volgende generaties? Welke gewoontes veranderen we (van altijd aan naar bewust aan), wat laten we los (het idee van onbeperkte beschikbaarheid) en wat bouwen we op (opslag, buffers, waar nodig groene brandstoffen)? En hoe ontwerpen we onze omgeving zodat vraag en aanbod elk uur op elkaar passen?
Kortom: welke concrete keuzes maken we vandaag — in gedrag, techniek en bestuur — om “rond de klok groen” haalbaar, betaalbaar en eerlijk te realiseren?

Zef Hemel - Abe Bonnemaleerstoel Rijksuniversiteit Groningen / TUDelft
Mijn vraag houdt verband met wat Cornelis van Eesteren ooit aanduidde als ‘de meer extensief geoccupeerde landelijke gebieden’ van Nederland.*) Door de immer voortgaande schaalvergroting zullen deze (voorheen) landelijke gebieden steeds meer onderdeel worden van de zich vanuit West-Nederland uitbreidende verstedelijkte zones. Ze raken versnipperd dan wel vermengd met allerlei stedelijke vormen langs bundels van infrastructuur, zoals intensieve vormen van tuinbouw, opslag, distributie, energieopwekking, delfstoffenwinning en/of landbouwindustrie. In de provincie Zuid-Holland heeft dit bijvoorbeeld geleid tot de vaststelling dat een scenario Business as Usual voor de komende vijftig jaar onhoudbaar is. **) Ook het Planbureau voor de Leefomgeving komt tot de vaststelling dat de afgelopen decennia het economisch gebruik van de schaarse ruimte de overhand heeft gekregen ten koste van de ecologische waarde en de belevingswaarde. ***)
Vraag: hoe kunnen we ervoor zorgen dat in ons kleine landje landschap en open ruimte in 2075 nog op een aangename wijze worden beleefd? En hoe kan deze belangrijke opgave worden verbonden met de grote maatschappelijke opgaven op het gebied van gezondheid, leefstijl en leefomgeving? Graag uitwerking voor de regio Noord-Nederland.
*) ‘Planologische benadering’. In: Grontmij (1967). Wonen en bos. Illusie of perspectief, november, pp. 38-42.
**) Provincie Zuid-Holland, Vereniging Deltametropool, Bright (2022). Zuid-Holland 50/50. Vijftig jaar terugkijken en vijftig jaar vooruitkijken naar verschuivingen in ruimtevraag en ruimtegebruik in Zuid-Holland. Den Haag, 25 januari.
***) Planbureau voor de Leefomgeving (2021). Grote opgaven in een beperkte ruimte. Ruimtelijke keuzes voor een toekomstbestendige leefomgeving. Den Haag

Michelle Provoost - Crimson Historians & Urbanists
De mantra van de hedendaagse politiek en de bouwwereld is Bouwen, bouwen, bouwen in het weiland, terwijl in de ontwerpwereld het tegenovergestelde geluid klinkt: geen nieuwbouw maar transformeren, beter benutten en verdichten. Op die manier is er nog wel een miljoen woningen te ‘vinden’, op een manier die veel slimmer en duurzamer is.
Maar wat doen we ná dat miljoen? Is inbreiding en verdichting van bestaande steden tot in het oneindige wel mogelijk of moeten we op den duur toch aan nieuwe steden gaan denken? Hoewel men voorspelt dat de bevolking later deze eeuw gaat krimpen, is het onwaarschijnlijk dat dit meer dan een tijdelijke dip zal zijn. De toekomst is onzeker, maar we weten dat migratie van alle tijden is.
Op een progressieve agenda worden gewoonlijk een open samenleving, gelijkheid, inclusiviteit en eerlijkheid gecombineerd met een sterke en sturende overheid. Kunnen we binnen dat kader opnieuw een stedenbouw en een ruimtelijk beleid voorstellen die op optimistische wijze gestalte geeft aan een maatschappijbeeld waarin ruimte is voor de vele schakeringen waaruit onze samenleving straks zal bestaan?
Een stad die als een emancipatiemachine werkt voor bestaande en nieuwe Nederlanders, die duurzaam en groen is en een hoge dichtheid koppelt aan een mooie en leefbare woonomgeving? Hoe zou zo’n stad er in 2075 dan uitzien?

Mare de Wit, Toekomst-Ambassadeur Water en Klimaatadaptatie
Het is nu moeilijk voorstelbaar, maar in 2075 voeren we werkelijk geen druppel water meer direct af. Ál het water dat valt of binnenkomt, wordt opgevangen, vastgehouden, hergebruikt of geïnfiltreerd. Water wordt daarmee niet langer een afvalstroom, maar een waardevolle hulpbron én een ruimtelijke ontwerpopgave. Sterker nog, (goed) water afvoeren wordt gezien als lozing en wordt bestraft. Dit geldt voor overheden, organisaties en bedrijven maar ook voor particulieren. Waar krijgt al dat water een plek? Hoe ziet de ruimtelijke ordening van Nederland eruit als we zoveel water moeten gaan bergen op alle niveaus? De openbare ruimte wordt het primaire waterreservoir van de samenleving. Ook gezien de seizoenschommelingen is dat een interessante ontwerpopgave: van oktober tot april valt het meest de andere periode veel minder. Wat is daarvoor nodig in de openbare ruimte, de private ruimte én de systeemwereld (zoals omgevingsplannen etc)? En kunnen particulieren, bedrijven en instellingen ook actieve spelers worden in de waterkringloop? En zo ja, hoe? Kortom: de toekomst van “Geen druppel eruit” vraagt niet alleen technische innovatie, maar vooral ook een culturele en ruimtelijke transformatie.

Roelof Bleker - Burgemeester Enschede
De werkpetten vliegen de lucht in! Tweehonderd jonge makers vieren hun afstuderen — de eerste lichting van het jaar 2075. Enthousiaste schouderklopjes, blije omhelzingen, trotse ouders die even een traan wegpinken. De zon schijnt over de MaakCampus, waar het gonst van activiteit: lessen die doorgaan, zaaggeluiden uit de hallen, de geur van siergrassen en vezelhennep die over het terrein waait.
De net afgestudeerde experts in circulair bouwen — afkomstig uit alle hoeken van de wereld — delen de campus met andere praktisch opgeleide vakmensen. Hier leren zij werken met modulaire bouwsystemen, duurzame watertechnieken en bio-based materialen. Loodgieters, meubelmakers, technici en natuurinclusieve boeren bouwen er samen aan de toekomst van de gebouwde omgeving.
Vijftig jaar geleden sloegen Enschede, de Universiteit Twente, Saxion, LTO, de Twentse bouwboeren en regionale bouwbedrijven de handen ineen. Op het bedrijventerrein De Reulver ontstond de MaakCampus - een samenwerking die uitgroeide tot het hart van een nieuwe leer- en leefgemeenschap en een internationaal gerenommeerd kenniscentrum.
Wat ooit een anonieme stempelwijk uit de jaren zestig was, is nu verdriedubbeld in bewonersaantal. Waar alles gescheiden was in nette vakjes, loopt alles nu door elkaar. Permanente woningen mengen zich met campuswoningen voor studenten en onderzoekers. Overal is de nieuwe, innige relatie tussen wonen en werken, stad en landschap zichtbaar.
De voormalige sportvelden aan de westkant transformeerden tot experimenteervelden voor bio-based gewassen. Aan de zuidrand groeien nieuwe productiebossen — niet alleen voor de bouw, maar ook als leeromgeving. Het hout komt grotendeels uit Duitsland, slechts vijf minuten over de grens: internationaal én hyperlokaal.
Vragen voor het ontwerpteam:
1. Hoe ziet de ruimtelijke structuur van Enschede Zuid eruit in 2075, wanneer wonen, leren en maken volledig zijn geïntegreerd?
2. Welke nieuwe landschappen, infrastructuren en woonvormen ontstaan er rond de MaakCampus?
3. Hoe kan de wijk inspelen op klimaatverandering, materiaalstromen en circulaire economie?
4. Welke typologieën, routes en openbare ruimtes bevorderen ontmoeting en samenwerking tussen bewoners, studenten, vakmensen en onderzoekers?
5. Hoe blijft de menselijke maat behouden in een innovatieve, productieve leefomgeving?

Caroline Newton - Associate Professor Spatial Planning and Strategy TU Delft
"Vijftig jaar geleden, in 2025, vierde EFL haar halve eeuw in wat velen omschreven als een donkere en gevaarlijke tijd. Autocratische, patriarchale leiders domineerden de politiek over de hele wereld; vrouwenhaat was verweven in de machtsstructuren zelf. Maar zelfs toen werd er een hoopvolle speculatie gedaan: Wat als over vijftig jaar 80% van de wereldleiders vrouwen zouden zijn? We zijn hier vandaag bijeen, op het honderdjarig jubileum van EFL, in de wetenschap dat deze toekomst zich inderdaad heeft ontvouwd, en dat de lange decennia van feministisch leiderschap de basis waarop we politiek bedrijven, plannen maken en ontwerpen fundamenteel hebben veranderd.”
De wortels van deze toekomst reiken terug tot in het verleden. Cornelis van Eesteren gaf deze stichting niet alleen zijn eigen naam, maar eerde ook zijn vrouw, Fluck, in een zeldzame daad van erkenning in een tijd waarin vrouwen zelden publiekelijk werden genoemd als mede-denkers of -makers. In het Amsterdamse Uitbreidingsplan werkte hij samen met Jacoba Mulder, een van de eerste vrouwelijke stedenbouwkundigen van Nederland, wier visie en vasthoudendheid onmisbaar waren voor de ruimtelijke verbeelding van de stad. Het is precies in deze erfenis van gedeeld auteurschap en wederzijdse erkenning dat we vandaag de kiemen vinden van een toekomst waarin collectief handelen, zorg en wederkerigheid de kern vormen van hoe we samen leven, bouwen en plannen.
Als onze steden en landschappen na vijftig jaar feministisch leiderschap niet langer worden gedomineerd door snelwegen, financiële bolwerken en monumentale ego-architectuur, hoe gaan ze er dan uitzien? Aan de hand van welke processen worden ze vorm gegeven? Op basis van welke waarden wordt er samen geleefd?
Als zorg en wederkerigheid centraal staan, hoe radicaal anders zou het stadsbeeld er dan uitzien? Zouden we het dan nog steeds kunnen herkennen als een ‘stad’ in de zin van de 20e eeuw, of zou het iets heel anders zijn: een levend, ademend gemeengoed?